Menu Sluiten

“Je hoort geesten, Ed”

Vonnie is tweeënzeventig jaar en ligt sinds tien dagen in ons hospice. Ze heeft huidkanker, blaaskanker en de nodige uitzaaiingen. Met morfine en nog wat medicijnen zijn de pijn en het ongemak goed onder de duim te houden. Door de kanker is ze van een volslanke dame veranderd in een heel magere dame, en ze vindt dat heel erg.

“Ik ben altijd zo trots geweest op mijn rondingen,” vertrouwt ze me deze avonddienst toe. “Mijn man is tot het laatst verliefd op me gebleven. ‘Op jou en alles van jou, Von!’ zei hij dan.” Ze giechelt even. Haar man is drie jaar geleden aan een hartstilstand overleden en Vonnie heeft daar nog steeds verdriet om.

“Ik weet dat ik hem ga terugzien,” zegt ze. “Maar dat hoef ik jou niet te vertellen, Ed. Jij weet dat al. Dat heb ik allang gezien.”

Ik word nieuwsgierig. “Hoe heb je dat gezien?” Vraag ik.

Ze kijkt me een tijdje aan, glimlacht dan en zegt: “Ik zie een hoop meer dan de meeste mensen. Als klein meisje al. En waar ik vandaan kom, vond iedereen dat normaal. “Winti,” zeiden ze dan en soms vroegen ze wel eens wat ik zag of wist. Ik was negen jaar toen ik naar Nederland kwam en hier werd er toch anders tegenaan gekeken. Gaandeweg leerde ik mijn mond erover te houden.”

Ze zucht. “Maar het gaat nooit weg, natuurlijk en ik heb geleerd te onderscheiden wie het kan zien of  horen en wie niet. En jij bent iemand die het kan horen. Yere yeye.”

“Yere yeye,” zeg ik haar na met mijn Nederlandse accent. Ik heb een paar Surinaamse vrienden en in mijn jongere jaren veel getraind met Surinamers, dus soms denk ik wel eens wat te verstaan.

“Luister naar me?” Gok ik. Vonnie lacht haar gulle lach.

“Bijna goed,” zegt ze. “Het betekent dat je geesten hoort.”

Ik ben onder de indruk en vind het knap dat ze dat kan weten.

“In mijn dromen vooral,” zeg ik. “Veel mensen die zijn overleden zie ik – of hoor ik vooral – terug in mijn dromen.”

“Weet je ook waarom je ze ziet en hoort?” Vraagt Vonnie. Ik vind dat een goede vraag en denk er even over na.

“Ik ben er niet zeker van,” zeg ik. “En ik twijfel ook vaak of ik het wel goed onder woorden breng wat ik krijg te zien en horen, maar ik denk dat het met mijn werk hier in het hospice te maken heeft: veel mensen ervaren minder angst voor het sterven en de dood als ik met ze praat.” Ik haal mijn schouders op. “Aan de andere kant vind ik het nogal wat om over mezelf te zeggen.”

“Niet zo bescheiden, mi gudu,” zegt ze. “Je krijgt dat niet voor niets; daar doe je wat mee en dat is goed. Daarom ben je hier zo op je plaats. Je staat bij de poort en helpt bij de oversteek.”

Ik sta een beetje met mijn mond vol tanden. Zo denk ik er zelf eigenlijk nooit over. Ik weet dat mensen vaak rustiger en minder angstig worden als ik met ze over de dood praat, maar Vonnie brengt het wel heel eervol.

“Wil je nog iets drinken?” Vraag ik.

“Graag, een vruchtensapje, kan dat? Kun jij je wangetjes even laten afkoelen.” Ze schatert het uit om mijn verlegenheid.

“Zo is het wel genoeg hè,” probeer ik streng te klinken. Ze lacht alleen maar harder. Ik ga het sapje maar even halen. Ik geniet van Vonnies volle schaterlach: daaraan is beslist niet te horen hoe ziek ze is. Op de gang tref ik collega Francien. “Gezellig daar?” Vraagt ze met een glimlach.

“Behoorlijk,” zeg ik. “Wat kan Vonnie lachen zeg.”

“Ja,” zegt Francien. “Een lieve en sterke vrouw is het.”

Terug bij Vonnie zet ik het glas op haar kastje naast het bed. Ze pakt mijn hand en vraagt: “Ed mag ik je om een gunst vragen?”

“Altijd,” zeg ik. “Wat mag ik voor je doen?”

Nu kijkt Vonnie wat verlegen. Ze ligt daar met haar mooie donkere gezicht en fonkelende ogen op het witte kussen en kijkt eerst weg en daarna kijkt ze me weer aan.

“Ik weet dat jij er niet bij zult zijn als ik naar Willem, mijn bigi lobi ga. Dat heb ik al gezien. En het is ook in orde want anderen hebben jou harder nodig dan ik: ik ben totaal niet bang om te gaan, integendeel.”

Ze kijkt nu heel ernstig en ik ben benieuwd wat ze me gaat vragen.

“Zou je vrijdagochtend, ik weet niet hoe laat,” zegt ze. “Een paar gedachten aan mij en Willem willen wijden? Je begrijpt wat ik bedoel?”

“Ik denk het wel,” zeg ik. “Een mooi uitgeleide, vanuit mijn hart gedacht.”

Ze straalt helemaal. “Precies wat ik bedoel! Ik zal je zo dankbaar zijn en ik laat wat van me weten later, hoe vind je dat?”

“Geweldig,” zeg ik. “Ik verheug me erop, en ik zal vrijdagochtend aan jullie denken; dat beloof ik.”

“Dank je wel, Ed; je bent een schat maar wel een verstrooide schat.”

Ik kijk haar niet-begrijpend aan en vraag me af of ik iets verkeerd heb begrepen. Vonnie kijkt me vanuit het bed met een samenzweerderige blik aan en knikt dan naar het kastje naast haar bed, waar haar glas staat. Het duurt even voordat ik begrijp wat ze bedoel.

“Och jee,” zeg ik. “Vruchtensap had je gevraagd en ik heb je een glas tomatensap gegeven.”

“Je wilde gewoon nog een keertje extra bij Vonnie terugkomen, hè,” zegt ze. Ik schiet in de lach.

“Ik ga het gelijk goedmaken,” zeg ik en haast me naar de keuken voor een glas vruchtensap.

De vrijdag daarop heb ik ’s ochtends een paar kaarsen aangestoken, ben rustig gaan zitten en had niet het flauwste benul wat ik nu eigenlijk geacht werd te gaan doen. Ik ben geen medium of zoiets, dus totaal niet ervaren in dit soort rituelen. Ik vertrouwde er maar op dat het goed zou komen.

Terwijl ik zo naar de kaarsvlammen keek, dacht ik aan Vonnie en wat ze vertelde over haar Willem, en hoeveel liefde en ook lol ze samen altijd hadden. Haar verdriet toen hij overleed en zij niet alleen haar ‘bigi lobi’ – haar grote liefde – kwijt was, maar ook haar beste vriend, haar maatje, haar partner in humor.

En hoe blij ze is dat ze hem nu weer gaat ontmoeten. Toen ik dat laatste dacht, voelde ik een heel warme gloed door mijn borst trekken; heel aangenaam.

“Goede vaart, lieve Vonnie,” zei ik zacht. “Nu mag je naar huis. Doe de groeten aan Willem en ik wens jullie alle geluk en liefde toe, maar nu voor de eeuwigheid.”

De woorden kwamen vanzelf in me op: ik had ze nooit zo kunnen bedenken. Ik zat nog een tijdje te dromen, waarna ik de kaarsen aanliet en aan mijn werk ging. Aan het eind van de middag zag ik op het online portaal van het hospice dat Vonnie laat in de ochtend rustig was overleden.

In gedachten wenste ik die lieve, helderziende vrouw nogmaals een mooie reis toe en een liefdevol  weerzien met haar Willem.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *